Directrice Juf Kap
Huishoud- en Industrieschool
“Juffrouw Kap”, een directrice met het hart op de goede plaats

In Den Haag ging ze ook naar school en was o.a. leerling van de industrieschool voor meisjes. Hiervan was de toenmalige Koningin Emma beschermheilige. Toen zij in 1912 op schoolbezoek kwam, ging ze naast Wilhemina Kap zitten en raakte met haar aan de praat. Enkele maanden later kreeg zij de opdracht om voor het poppenhuis van de destijds 3-jarige prinses Juliana een deurportiere te ontwerpen. Ze kreeg daar zelfs 15 cent per uur voor. (Een weekloon was toen gemiddeld 10 gulden.) Het eerste contact was gelegd en ze mocht zelfs meewerken aan de vernieuwing van de salonmeubelen van Huis ten Bosch. Dat was in die tijd een grote eer.
Ze behaalde de nodige schooldiploma’s en ging tijdelijk lesgeven aan de plaatselijk Huishoudschool. Op 24-jarige leeftijd ging ze in Den Haag tevens werken in een winkel van de Oost -en West Indische Kunstnijverheid. Wilhelmina nam regelmatig de taak van de directeur over en juist in die tijd werd er actie gevoerd om arme bewoners van Suriname werk te verschaffen. De Surinaamse vrouwen konden (en kunnen!) prachtig borduren en Koningin Wilhelmina besloot opdracht te geven voor het borduren van bedspreien uitgevoerd in wit linnen. Juffrouw Kap werd aangewezen het te ontwerpen en op het linnen te tekenen.
In 1919 verhuisde ze naar Eindhoven, waar zij bij de Philips Gloeilampenfabriek hoofd werd van de meisjes-naaischool. Haar leerlingen waren fabrieksmeisjes die op deze wijze kennis opdeden die nuttig waren voor het verdere ‘huwelijkse leven’. Hun ‘Haagse Juffrouwke’ werd op handen gedragen. Tot aan haar dood zou ze contact met hen onderhouden.
De Culemborgse Huishoudschool had echter in 1922 een directrice nodig en de keus viel al snel op W.S. Kap. De school was gehuisvest aan de Goilberdingerstraat 5, in het voormalige Algemeen Ziekenhuis.
Een grote moeilijkheid waarmee zij als directeur te kampen had, was om het aantal leerlingen op niveau te houden, om zo het voortbestaan van de school te waarborgen. Zij wist door gesprekken met ouders en mensen uit het onderwijs ook een hoog onderwijspeil te bereiken.
Het verloop van onderwijzend personeel was in die tijd groot, omdat men voor bepaalde vakken geen volledig lesrooster kon krijgen. De leraressen in deze vakken waren soms genoodzaakt elders een baan te aanvaarden om aan een redelijk salaris te komen. Het resultaat was dan echter dat Wilhelmina bij al haar drukke werkzaamheden nog een paar lessen extra te verzorgen kreeg.
Zij bewoonde een bovenhuis op de hoek Ridderstraat / Kleine Kerkstraat. Op de begane grond bevond zich het kantoor van de Nederlandsche Bank, waar H.W. van Hoytema de scepter zwaaaide. Het huis van Wilhelmina ademende een negentiende eeuwse sfeer uit. Bruine velours gordijnen hingen aan koperen roeden voor elke deur en het vergeelde behang in de woonkamer was bedekt met van alles wat met het Oranjehuis te maken had. Door de liefde van Wilhelmina voor het koningshuis, kwamen er nog enkele ‘mooie momenten’: tijdens de verloving van prinses Juliana en prins Bernhard in 1936, zag ze een foto van hen met op de achtergrond een salontafel. Ze kwam toen op het idee voor dat tafeltje met twaalf van haar leerlingen een theetafelkleed te borduren met daarop het versje van de vrolijke haasjes dat prinses Juliana als achtjarige had gedicht:
Nu gaan we vrolijk dansen,
Wij dansen poot aan poot.
Wij zijn de haasjes uit de bossen,
En snoepen een hazelnoot, tra-la.
Klik hier voor een beschrijving van een schoolreis per trein naar Oisterwijk in 1935 o.l.v. Juf Kap

De bovenwoning van Juf Kap hoek Ridderstraat/ Kleine Kerkstraat (Bron: foto Ypma)
In december 1936 bracht ze tezamen met haar leerlingen het bijzonder fraaie kleed naar Paleis Noordeinde. Haar naam was gevestigd en de plaatselijke meubelindustrie wilde als Culemborgs huwelijksgeschenk voor het paar een fraaie stoel vervaardigen en vanzelfsprekend laten ontwerpen en borduren door Wilhelmina Kap. Fiet Beenhakker, één van haar leerlingen, werd echter door haar uitverkoren voor het borduren. Op 23 november 1937 werd de stoel aan het bruidspaar overhandigd, wat een onvergetelijk moment voor beiden was.

Elias ("Eli") van Spier was een zoon van bovengenoemde familie en zat ondergedoken bij smid Marius Heij en zijn moedige vrouw Sien in de Zandstraat. Op een gegeven moment bleek dat hij een acute blindedarmontsteking had en het was natuurlijk als onderduiker niet mogelijk naar het ziekenhuis te gaan. Daar op zijn onderduikadres een operatie nauwelijks mogelijk was, besloot Wilhelmina dat de operatie wel in haar huis kon plaatsvinden. Op een avond kwam Dr. Bongaerts met twee chirurgen en een verpleegster en werd Elias in een achterkamertje geopereerd. Hij kon de eerste veertien dagen niet worden vervoerd, maar werd door de moedige en zeer lieve juffrouw Kap op en top verzorgd. Daarna vertrok hij weer naar zijn onderduikadres.

In het kader Eli van Spier, omringd door Culemborgers en Canadese militairen op 5 mei 1945 (Bron: foto Ypma)
Wat later in de bezettingstijd kreeg Wilhelmina haar vierde onderduiker: de op de Oude Vismarkt woonachtige mevr. Emanuel-Löbschen. Zij was net voor de oorlog met haar zuster Betty uit Duitsland naar Culemborg gevlucht. De zussen haakten o.a. handschoenen voor de firma Gerzon in Utrecht om zich een inkomen te verschaffen. Haar zuster Betty was op 9 april 1943 opgenomen in het Barbaraziekenhuis en waande zich veilig. Mogelijk door verraad werd zij door de Duitsers opgepakt en naar Westerbork gebracht. Een week later werd zij al in Sobibor vergast.
Haar zuster werd door Wilhelmina ’s avonds laat aan de ingang van het Barbara ziekenhuis opgehaald en naar haar woning gebracht. Beide vrouwen kregen echter de schrik van hun leven toen ze in het kleine stukje van de Dreef naar de Ridderstraat een Duitse wacht zagen aankomen. Ze drukten zich tegen een muur in de Slotstraat aan en dat betekende hun redding. De wacht merkte hen niet op.
Ook deze vrouw overleefde de oorlog en verbleef jarenlang in het Elisabethhof, het oorspronkelijke oude mannen- en vrouwenhuis.
De onderduikers verbleven ruim twee jaar in de bovenwoning van Wilhelmina. Voor de maaltijden van de onderduikers had ze een passende oplossing bedacht. Na afloop van haar dagelijkse kookles, ging ze bij haar leerlingen langs en nam bij ieder een flinke schep van het bereide eten en nam het mee naar huis op het zogenaamd te proeven. Haar zus Mipe Vosmaer-Kap en Dr. Bongaerts uit de Herenstraat waren een grote steun door extra distributiebonnen te leveren.
De onderduikers diende zich overdag absoluut stil te houden. De w.c. mocht pas worden doorgetrokken als iedereen daar gebruik van had gemaakt. Boven het hoge plafond in de zitkamer was een kruipruimte waar men kon schuilen bij gevaar. Die ruimte was te bereiken via een luik achter een schilderij, boven de deur van de gang naar de kamer.
"Juf" Kap overleed op 83-jarige leeftijd in Culemborg op 22 maart 1976, een dag na het overlijden van haar zus.