1905-1930 - Van Ambachtsschool tot O.R.S Lek en Linge

Ga naar de inhoud

1905-1930

Huishoud- en Industrieschool
De geschiedenis van de Culemborgse Huishoud- en Industrieschool

Rond 1860 hadden de pioniers van het meisjesonderwijs het hard te verduren. Mevr. Storm-van der Chijs maakte lang propaganda voor een betere positie van de vrouw door middel van beter onderricht. Zij had haar ideeën  in de V.S. opgedaan, waar zij een grote school bezocht van 200 jongens en meisjes, die onderwijs kregen in allerlei takken van kunst en wetenschappen. Zij werd hierdoor zo enthousiast dat zij hier in Nederland ook scholen wilde oprichten, zodat meisjes "nuttige kennis zouden kunnen opdoen om later in haar onderhoud te kunnen voorzien."
In Nederland kon men zich in die tijd niet indenken dat de Nederlandse vrouw een andere taak kon krijgen dan die van huismoeder, gouvernante of dienstbode. Mevr. Storm-van der Chijs werd daardoor belachelijk gemaakt zelfs door vrouwen, die het recht ontkenden op vrijheid van geestesontwikkeling. Gelukkig vond haar idee wel weerklank bij een Amsterdams bestuurslid van  het Departement van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Hij kon zijn medebestuursleden overtuigen en in 1865 werd de eerste leerlingenoproep in de krant geplaatst. Er meldde zich echter geen enkele leerling aan. Desondanks besloot men toch een huis te huren en docenten te benoemen. Al gauw liep na een nieuwe oproep het leerlingenaantal op van 3 tot 22. De jonge industrieschool voor vrouwelijke jeugd maakte snel naam en een jaar later kreeg men al subsidie van het Rijk, gemeente en provincie.

Ook het huishoudonderwijs kwam op gang en in Amsterdam werd in 1891 de Amsterdamse Huishoudschool geopend. Kort daarna werd de Vereniging van Hoofden van Industriescholen opgericht, die de opleiding van leraressen in studie nam en landelijke leraresexamens in de naaldvakken ging afnemen. Het Rijk nam door middel van inspecteurs bij het middelbaar onderwijs toezicht op dit onderwijs en op de financiën.
Dit soort onderwijs dat een zo'n sterke binding had en heeft met de economische situatie en structuur van onze maatschappij, moest, wilde het zijn nut bewijzen, meegroeien. Het mocht nooit tevreden zijn met een bestaande toestand, het mocht niet indommelen, altijd moet het in de verte blijven zien, mogelijkheden blijven ontdekken en alle kansen blijven benutten. Anna Polak schreef in een studie over Nijverheidsonderwijs in 1911 het volgende: "Zo zal hetgeen er aan tijd, geld en moeite aan het op verstandige basis opbouwen van dit speciale meisjesvakonderwijs mocht worden ten koste gelegd, een kapitaal vormen voor de volkswelvaart, het volksgeluk en de volkskracht, dat ruimschoots rente zal afwerpen tot in lengte van dagen."



Het initiatief tot de Vereeniging tot stichting en instandhouding van een huishoudschool werd op 25 mei 1905 genomen door Ds. De Boer met geldelijke steun van de dames Canter Cremers-Van Hoytema en W.J. van Hoytema en door medewerking van mevr. Sillevis-Beekman en mevr. Middelbeek-Rakhorst.

Op 1 augustus 1905 werd de Culemborgsche Huishoud- en Industrieschool aan de Goilberdingerstraat 5 geopend. Het begin was bescheiden: een bovenwoning als schoollokaal, een directrice H. van Langelaar met één onderwijzeres als leerkrachten. Maar dankzij de goede naam die de school al spoedig genoot, breidde het leerlingenaantal zich gestaag uit en daarmee ook het personeel en het leerprogramma.
In januari 1909 werd de directrice vervangen door mej. Glaudemans en stelde het bestuur al de vierde onderwijzeres aan, mej. H. Moora. Zij werd "belast met het onderwijs in strijken en behandeling der wasch." Hierdoor kon het aantal klassen per 15 februari tot vier worden uitgebreid. Het aantal leerlingen bedroeg toen 73, waarvan sommige van buiten Culemborg: Beusichem, Everdingen, Enspijk, Schalkwijk en Tienhoven.
Er vertrokken 22 leerlingen tussentijds, waarvan 8 wegens huiselijke bezigheden en 7 omdat zij een baan aanvaardden.  
Verreweg de meeste meisjes droegen het schoolgeld voor minvermogenden bij. Kosteloze plaatsing werd niet verzocht aan het bestuur.
De leergangen verstellen, wollennaaien en fraaie handwerken werden i.p.v. zaterdagmorgen in dit jaar op woensdagmiddag gegeven, doordat sommige meisjes op zaterdag verhinderd waren.
Voor het personeel was er ook goed nieuws: er werd een pensioenfonds voor hen opgericht. Dit was mogelijk gemaakt door "ontvangst van een kapitaal, dat het begin van dit fonds moest vormen." waardoor zelfs pensioen op 60-jarige leeftijd kon worden gegarandeerd.
Er was in Nederland geen wet die dit soort onderwijs regelde, vandaar dat men in begin kampte met begrotingstekorten. Deze tekorten werden evenwel telkens met gulle hand gedekt. Toen de 'sponsors' van de familie Van Hoytema buiten de stad verhuisden, werd een overeenkomst met de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen getroffen. Een vertegenwoordiger hiervan maakte daarna ook deel uit van het bestuur.



De allereerste prospectus van de school uit 1905

Klik hier voor een krantenbericht uit de CC over de opening van de school januari 1908

Een schoolklas rond 1915: v.l.n.r. zittend Trijntje de Braaf, Mien van Stijn en Rie de Braaf. 2e rij: Willy van de Nadort, Corrie Stol, Bets Saltzherr, Mien Verhoef en Janna Bleijenberg. Bovenste rij: Trui Kok, An Kramer-Fréher, To Stol, en Ali Greven.

Een advertentie van de school in de CC van juli 1909

In 1921 werd de Nijverheidsonderwijswet ingevoerd, zodat dit type onderwijs zich mede door betere bekostiging verder kon ontwikkelen.

 

Twee advertenties in de CC van de school in 1922


Alle leerlingen van de school werden keurig bijgehouden in een boek. Ook Aartje Vink staat daarin.

Niet alleen door de Rijkssubsidie, maar ook door de medewerking van de Inspectie en het Culemborgse Gemeentebestuur, beschikte de school bij haar 25-jarig jubileum in 1930 over een "gerestaureerd en naar de eischen van gezondheid en goeden smaak ingericht gebouw, Goilberdingerstraat 5.  De lokalen worden centraal verwarmd, hebben electrisch licht en ontvangen daglicht en lucht. Een rijwielbergplaats voorziet in een behoefte voor de buitenleerlingen."

Klik hier voor een beschrijving in de CC van een schooltentoonstelling in 1923

Het personeel bestond in 1930 uit directrice W. Kap met vijf leerkrachten en een conciërge.




                         
                                                                                                                                                                                                          Juf Kap met een leerling handwerken (vrouwelijke wapens!)

Praktisch onderwijs: afspelden  
 
    Kostuum naaien           
 
Linnen naaien en verstellen    
Fraai handwerken

   
Wassen strijken   

Deze mangel, die nu bij de personeelsingang van het VMBO-schoolgebouw aan de Ina Boudier Bakkerstraat staat, dateert nog uit de twintiger jaren en is nog te zien op de rechtse foto hierboven in het gebouw aan de Goilberdingerstraat. Het is een stukje schoolcultureel erfgoed dat door persoonlijke inzet van deze webmaster voor de school behouden is gebleven.













 
 Drogen op droogrek                                                                           Strijken (niet elektrisch!)                            Een doorkijkje in de school

De lessen bestonden behalve uit de eigenlijke huishoudvakken (strijken, wassen, knippen, kostuumnaaien, linnennaaien, verstellen, fraaie handwerken e.d.)  ook uit ornament-, patroon- en lijntekenen als hulpvakken en lessen in natuurkennis (warenkennis en gezondheidsleer). Vanzelfsprekend ook rekenen en Nederlandse taal, zodat het geleerde op de lagere school door gedeeltelijke herhaling tot blijvende kennis werd.


Leerlingen voor de school aan de Goilberdingerstraat in 1930

Er waren toen zes klassen met resp. 22, 24½, 27, 27, 27, 27 lesuren per week, terwijl er meestal een vervolgklas was met 25 lesuren per week. De lessen werden gegeven op iedere werkdag van 9- 12 v.m. en van 13.30 tot 4 n.m.  Voor de stadsleerlingen vielen de lessen iets vroeger.  Op zaterdag was er geen school. De vakanties kwamen overeen met die van de Lagere School.

Afzonderlijke avondcursussen  kwamen tegemoet aan de behoefte van hen "die zich in costuumnaaien, verstellen, waschbehandeling en strijken of fraaie handwerken wenschen te bekwamen en geen gelegenheid hebben de dagschool te bezoeken."
Het schoolgeld bedroeg in 1930 20 gulden per jaar voor volledig onderwijs; "minvermogende" de helft en onvermogende niets.
De meisjes die werden toegelaten, moesten bij aanvang van het schooljaar 12 jaar zijn en over voldoende lager onderwijs hebben genoten.  Dit laatste moest blijken uit een verklaring van het hoofd der school. Voor het geval deze leerlingen nog niet geheel hadden voldaan aan de Wet op den Leerplicht, dan moesten zij op de Huishoudschool leerplichtig blijven voor de tijd dat zij dit ook op de Lagere School waren.
Tevens moesten de leerlingen een bewijs overleggen dat zij "met goed gevolg óf méér dan eens een inenting tegen de pokken hebben ondergaan. Bezwaar tegen deze inenting kan alleen geldig gemaakt worden door een verklaring van den Burgemeester der woonplaats".

Het schoolbestuur bestond toen uit:
Mevr. N. Bonhof-van de Geer (dagelijks toezicht)
Mevr. N. de Jong-ten Thije (dagelijks toezicht)
Jhr. Mr. J. C. Schorer (voorzitter)
J. Hovens Greve (vertegenwoordiger Mij. tot Nut van 't Algemeen te A'dam)
W. Donkersloot (secr.-penningmeester)


Op 24 juli 1930 werd het zilveren jubileum van de school gevierd. Spoor Mosterdfabriek uit de Slotstraat gaf ter gelegenheid hiervan een boekje uit met een korte geschiedenis van de school. Hierin komt ook bovenstaand feestlied voor.  

Terug naar de inhoud